All posts by Wietse Muizelaar

Yellowstone, Grand Teton, Salt Lake City, Reno

Hoi,

Mijn laatste blog ging over alles tot en met Yellowstone. Alles over Yellowstone? Nee, een klein dorpje.. nee, gekkigheid. Maar de laatste dag had ik nog niet beschreven, omdat die toen simpelweg nog niet geweest was. ‘s Ochtends eerst uitgecheckt in het hotel; en vervolgens langzaam maar zeker door het park afgezakt naar het zuiden. Hierbij nog een paar dingen bekeken die ik eerder nog niet gezien had, zoals daar de ‘Arist Paint Pots’ waren, waar dan ook een echte echte modderpoel was, en niet een hele natte, zoals eerder. Nu waren m’n thermal features echt compleet, en kon ik het park met een goed gevoel verlaten :-) Ook heb ik nog een izjweggetje genomen, de Firehole Canyon Road. Onderweg kwam ik ook nog de Lewis Falls tegen, en toen ik bij Old Faithful even een toiletbezoekje bracht, ging het ding prompt weer af. Uiteindelijk dus mooi drie uitbarstingen mee mogen maken! Het was een mooi gevoel om toch uiteindelijk een behoorlijk flink stuk van het park gezien te hebben. Echter, na al dit prachtigs wierp ik een blik op de klok, en toen was het al duidelijk na 2-en, en was het dus zaak om een beetje vaart te maken. Het weer hielp niet echt mee, het regende behoorlijk, en het had ook aardig gesneeuwd. Dat betekende dat je op diverse plekken in het park de toppen in de sneeuw zag liggen, en dat er een mooie horizontale lijn over de bergen getrokken was: daarboven was alles wit, met groen erdoorheen, en daaronder was het bruin (grondkleur), met groen erdoorheen. Heel apart. Maar ze hebben zelfs bepaalde wegen in het park gesloten gehad, of dat mensen verplicht waren om met sneeuwkettingen en/of sneeuwbanden te rijden! Dat was voor mij nog even goed uitkijken, want dat had ik allemaal niet, dus ik hoopte maar dat de route naar het zuiden (links langs, via Old Faithful) begaanbaar zou zijn. Dat bleek gelukkig prima het geval, de zon had alweer genoeg geschenen om de weg droog te krijgen. Eenmaal het park verlatend begon het wel weer te regenen, dus toen ik bij Grand Teton National Park aankwam, was dat met name een natte bedoening. Erg jammer, want de Tetons zijn zeg maar de tieners van de Rocky Mountains: jong, nog ongeschonden, dus erg spits, en ze stijgen nog steeds elk jaar ietsjes in hoogte. De toppen waren helaas niet te zien (want flink in de wolken), maar de foto’s die ik daar heb kunnen maken geven al wel een hint weg over hoe een en ander eruitziet. Erg erg mooi. Toen kwam ik aan in Jackson (Wyoming), en van daaruit moest ik over de Teton Pass rijden om bij het geplande motel aan te komen, dat in Pocatello (Idaho) lag. Die pas was -behoorlijk- stevig. Gelukkig was het weer droog, maar de stijgingspercentages kwam tot de 10%. En dat naar 2570m hoogte toe. Bovenin lag ook daar uiteraard weer sneeuw langs de kant van de weg, maar wederom er niet op. Toen nog een uurtje doorrijden naar het motel, alwaar ik snel ingecheckt ben, en een hapje ben wezen eten.

De volgende dag was het tijd om door te rijden naar het zuiden, naar Salt Lake City. Dat was vrij overzichtelijk, bij Pocatello de Interstate op, en bij Salt Lake City er weer af. Daar een motel gevonden niet al te ver uit het centrum vandaan, voor een schappelijke prijs. Ik kwam rond 1500 uur aan ongeveer aldaar, en ben toen meteen de stad maar ingedoken om te kijken hoe en wat. Nou, met de auto was dat al heel snel een gebed zonder eind, je kon gewoon nergens parkeren, tenzij je een fortuin wilde betalen, en dat wilde ik niet. Wel zag ik trammetjes rijden, dus ben ik gewoon teruggereden naar het motel, naar de dichtstbijzinde tramhalte gelopen, en ben ik met de tram verder de boel gaan verkennen. Het echte downtown-gebied is niet zo heel erg groot, dus daar ben je vrij snel doorheen. Wel viel me op dat er iets met Brazilie aan de hand was, want op een plein was er van alles te doen met een band, vlaggen, kleding, etcetera. Ook liepen er heel veel mensen met conferentie-bordjes op. Wellicht heeft het met elkaar te maken, wellicht ook niet. Een grote trekpleister is natuurlijk Temple Square (alle straten eromheen zijn er zelfs naar genoemd; East Temple, West Temple, North Temple, en u raadt het al: South Temple; overigens zijn -heel- veel van alle andere straten met getallen genummers, waardoor je constructies krijgt als S 900 W en W 900 S. Zie dat maar eens uit elkaar te houden…). Het hele gebied van Temple Square is van de mormonen, of beter, de leden van The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints. Een ontzettend groot complex, met veel gebouwen, bezoekerscentra, kantoren, zeer zeer goed onderhouden tuinen en bloemperken, fontijnen, en uiteraard de tempel in het midden. Het is allemaal erg goed onderhouden, en er wordt veel informatie gegeven. Maar ergens bekroop me toch een onbehaaglijk gevoel. Het is allemaal net even iets -te- perfect, te mooi gemaakt, er moet een adder onder het gras zitten zou je haast zeggen. Neem bijvoorbeeld alle mormonen die daar rondlopen om je te helpen: altijd met z’n 2-en, altijd jonge dames, altijd heel vriendelijk lachen en groeten. Kom je ze echter buiten het terrein tegen, dan is het groeten alweer voorbij, bijvoorbeeld. En als je dan met ze in gesprek komt (dat heb ik bewust vermeden, wegens de flarden van de gesprekken die ik opving), dan gaat het toch wel vrij hard met het proberen te bekeren enzo. Daar kan ik niet zo goed tegen. Uiteindelijk teruggegaan met het trammetje naar het motel, en daar in de buurt wat gegeten. Er lag een lijst met aanbevolen restaurants, en daar zat een goede Thai bij, die om de hoek zat. Die heb ik dus maar even geprobeerd, en dat was -erg- lekker. Al snap ik niet waar ze het van doen, want op zaterdagavond verwacht je een volle zaak, maar het was -erg- rustig. Wel een en ander aan afhaalpubliek, maar ik snapte er weinig van.

Zondag ben ik vervolgens op zoek gegaan naar de Olympische roots, en daarvoor kon je het beste naar Park City toerijden. Een stadje dat net iets ten oosten ligt, en daar op een berg is nog een groot deel van het Olympische park terug te vinden. Dat bleek te kloppen. De lokatie aldaar is tijdens te spelen gebruikt voor schansspringen, bobsleeen, rodelen, skeleton, en het freestyle-skieen. Inmiddels omgebouwd tot een soort van attractiepark, maar komend winterseizoen hebben ze al toegezegd gekregen dat ze voor alles dat van de bobsleebaan afmoet (bobslee, rodelen, skeleton) worldcup-wedstrijden krijgen. Verder is er nog een ski-museum (niet zo heel boeiend), uitleg over de droge sneeuw die ze daar hebben (wel grappig) en een tentoonstelling over de resultaten van de Spelen in 2002 (ook wel aardig, met nog een mooie foto van Jochem Uytdehaage in zijn gouden race, en veel aandacht voor Amerikanen uiteraard. Zo’n curling-steen is overigens -best- zwaar!). Het meest opvallende bij binnenkomst is echter een zwembad. Een zwembad? Jazeker, een zwembad. Uitkomend in dat zwembad zijn een paar schanzen, varierend in hoogte en stijlheid. Daar trainen de freestyle-skieers dus op, zodat ze in de zomer door kunnen trainen. In plaats van in een skipak doen ze dat nu in een wetsuit, maar wel gewoon op ski’s. De baan is van een soort kunstgras, en dat glijdt goed genoeg om realistisch te kunnen oefenen. Er zit dan ook een mannetje bij dat lucht in het water loslaat op de baan die op dat moment gebruikt wordt, zodat de oppervlaktespanning gebroken wordt, anders krijg je steeds zo’n harde klap voor je kiezen. De diverse sprongen die ik daar gezien heb waren erg indrukwekkend! Dat bleken achteraf leden te zijn van het Australische team dat daar aan het trainen was. Vanuit veel landen komen ze naar deze plaats toe omdat de faciliteiten hier erg goed schijnen te zijn. Vervolgens een tour meegedaan, en de dame die de tour deed was zelf in het verleden ook aardig sportief, totdat ze met freestylen tegen een gebouw aan vloog, en zo ongeveer alles brak wat er viel te breken. Een tikje jammer, maar ze is er weer redelijk bovenop, alleen zwaar sporten kan dus niet meer. Oeps. Haar enthousiasme was echter stevig aanwezig, dus we zijn naar de voet van de schansspringschansen gegaan, en dan zien ze er erg hoog uit. Ook die kunnen ‘s zomers gewoon gebruikt worden, je landt dan op een soort kunstgras (en glijdt uit in echt gras). Het record op de schans staat overigens op naam van een jongen die destijds 11 jaar was… kun je nagaan. Na curling zou dit echt de veiligste winterspelensport zijn. De bovenkant van de schansen hebben we uiteraard ook gezien, en dan sta je dus boven op de K120 (120-meter-schans), en het enge daaraan is, is dat je dus de plek waar je moet landen van zo hoog uit -niet- kan zien. Die zie je pas als je over het randje gaat. Brr. Verder hebben we ook uitgebreid de bobsleebaan bekeken, waar je dus minimaal 4G voor je kiezen krijgt als je daar vanaf gaat. Je mag zowel ‘s zomers als ‘s winters mee, maar dan moet je wel flink betalen, en echt -zeker- weten dat je het durft, goed oplet, etcetera. Doe je dat niet, dan kon het wel eens een gevaarlijke rit worden…. (en dat dat wel eens gebeurd was, mocht ze eigenlijk niet zeggen). Op dit moment is het een gewone betonbaan, en ergens eind oktober is het buiten koud genoeg om de boel op te gaan vriezen met ijs. Dat moet volledig met de hand gedaan worden, een -behoorlijke- klus. Zou je dat het hele jaar door koud houden, dan kost dat ‘s zomers 15.000 dollar per dag, en dat is wat overdreven. En dan zie je dus ook hoe klein de rodel- en skeletonsleetjes nou eigenlijk zijn. Ik moet er niet aan denken om op zo’n ding naar beneden te gaan. Al schijnt skeleton (met het hoofd vooruit naar beneden, op de buik liggend), het veiligst te zijn, mij niet gezien. Al met al dus erg interessant aldaar.

Van daaruit ben ik doorgereden naar de westkant van Salt Lake City, want daar ligt de zogenaamde Bingham Canyon Coppermine. De grootste door mensen gemaakte uitgraving ter wereld, en naast de Chinese Muur het enige bouwwerk dat vanuit de ruimte zichtbaar is, schijnt. Er wordt overigens nog steeds koper gewonnen aldaar (en een heel klein beetje goud en zilver, maar dat is bijzaak), de verwachting is dat in 2018 het gat nog eens een meter of 100 dieper is. Kortom, imposant. Je kan daar gewoon als bezoeker naar toe (naar een speciaal gedeelte, uiteraard, de mijn zelf kom je niet in, maar je kan er wel mooi op uitkijken). Daar wordt mooi uitgelegd hoe het allemaal nou zo gekomen is, hoe ze toch proberen verantwoord om te gaan met al het restafval (het percentage kopererts in de grond is behoorlijk klein, je houdt zeker 80% reststeen over, en die moet je ergens kwijt), enzovoorts. Maar met name de machinerie die ze gebruiken om het spul op te graven is immens. Dat zijn enorme shovels, enorme diepladers die het vervoeren. De foto’s laten het goed zien, en dan moet je vooral goed kijken naar de grootte van de mensen die er naast staan. Erg indrukwekkend.

Daarna ben ik nog even doorgereden naar het meer zelf, waar je helaas maar lastig bij kon komen. Op 1 plek ging het, maar daar kwam ik om 7.15 uur, en daar ging vlak daarna subiet het hek dicht, met de tekst ‘opschieten svp’. Nuja, dus een mooie wandeling zat er helaas niet meer in. Uiteindelijk weer ergens wat gegeten, en redelijk op tijd gaan pitten.

Vanochtend ben ik op tijd opgestaan (8 uur zowaar :-)), om vervolgens mijn spulletjes weer bij elkaar te grazen, en de auto in te stappen voor de uiteindelijk 519 mijl durende rit naar Reno toe. De route was bijzonder overzichtelijk: bij Salt Lake City de I80 op, en bij Reno er weer af. De rit duurde uiteindelijk wel lang (je bent toch een uur of 7 a 8 aan het sturen), maar ging zo ontzettend makkelijk. Er was vrijwel geen verkeer, en als er wat was, dan haalde je een keer een vrachtwagen in (die in combinaties tot en met 3 opleggers aan elkaar vast reden, immens!), of werd je zelf ingehaald door een auto die sneller wilde dan mocht, terwijl ik al -net- boven het randje aan het rijden was. (je mocht 75 mph, ik reed iets van 76-77 mph, komt neer op een goede 120-125 km/h). Cruisecontrol aan, en gaan met die banaan. Veel geluisterd naar NPR onderweg, maar je moet erg vaak zoeken op zo’n afstand naar een fatsoenlijk ontvangstpunt, want het soort en aantal radiostations wisselt natuurlijk onderweg enorm. Het ging met klimmen en dalen, en ik geloof dat het langste rechte stuk dat ik gezien heb ongeveer 40 mijl achtereen rechtdoor was, vlak voor het einde van Utah. Onderweg ben ik uiteraard een aantal keer gestopt (Wendover, Elko, een flink wat rest area’s onderweg), om even de benen te strekken, te lunchen, wat te drinken te halen, te tanken, dat soort zaken. Nevada is met name erg leeg. Er is gewoon weinig tot niets. Zie de foto’s ook. Wat wel opviel was dat er ook regelmatig borden stonden dat je sneeuwkettingen om moest als de lampen knipperden, gevolg door plaatsen langs de weg waar je ze om kon leggen. Dat was nu, met een 25-30 graden, natuurlijk niet nodig, maar ‘s winters kan het hier dus aardig spoken. Soms hebben boerderijen een eigen oprit aan de snelweg, omdat er gewoon geen andere weg in de buurt is. Dat soort rare desolatie maak je dan mee. In Reno aangekomen ingechekt in het hotel/casino/restaurant/spa/etcetera; dat Siena heet. Dat stond in de Lonely Planet als een manier om goedkoop doordeweeks van wat luxe te kunnen profiteren. Nou, voor nog geen 50 dollar (49,99) hier dus maar een nacht geboekt; en daar zit ik nu. De kamer is inderdaad een aardig stukje luxer dan van de eenheidsworst-motelketens die ik gewend ben, dus ik zal wel lekker slapen vannacht :) Eten kan gewoon hier beneden, net als gokken. Dat laatste trekt wel weer typisch publiek aan, het is best triest volk, de gokverslaafden van deze wereld. Daar loopt deze hele staat vol mee, wat me ook de vorige keer al opviel. Morgen verlaat ik ‘m overigens alweer. Dan ga ik weer terug omhoog, richting Crater Lake. Dat doe ik wel via een stukje naar beneden, om even een blik te werpen op Lake Tahoe, en dan daarna te eindigen in Klamath Falls, een plaatsje in de buurt van Crater Lake. Daar blijk ik dan weer even om dat park te kunnen bekijken, en dan is het plan inmiddels om daarna door te reizen richting Portland. Daar ook nog weer even koekeloeren, en dan vervolgens weer door naar het noorden, naar een plaatsje dat Port Angeles heet. Dat bevat ook de hoofdtoegang tot Olympic National Park, dat tegen de kust aan ligt, ter hoogte van Seattle. Daar kan ik het park bezoeken. De laatste dag rij ik dan nog weer een klein stukje terug naar het zuiden, naar Mount Rainier, om die nog even van dichtbij te spotten, en dan eindig ik in een motel vlak bij het vliegveld, zodat ik op tijd mijn auto weer in kan leveren, in kan checken, etcetera. Maar dat is pas volgende week woensdag, dus tot die tijd kan ik nog flink genieten!

De linkjes van vandaag:
Wederom de foto’s
Yellowstone NP
Grand Teton NP
Utah Olympic Park
Bingham Canyon Mine
Siena Reno

Yellowstone

Ha,

Na veel mooie dingen in Glacier National Park gezien te hebben, was het tijd om door te rijden richting Yellowstone. Van te voren had ik al bedacht dat in 1 dag ernaartoe rijden wellicht wat veel van het goede is, en dan zou ik sowieso de Beartooth Highway moeten skippen, omdat die niet helemaal op de route lag. Kortom, de reis werd in tweeen geknipt. Waar precies, dat zou ik dan maandag wel zien, afhankelijk van hoeveel zin ik had om te rijden, en hoe snel de reis zou gaan. Ik had wel mijn motel van dinsdag tot en met vrijdag in Gardiner (Montana), tegen de grens van het park aan, al gereserveerd online, want dat leek toch wel heel handig, kijkende naar de beschikbaarheid. Het kost wel een klein vermogen (144 dollar per nacht!), zoveel heb ik nog nooit voor een overnachting betaald hier, maar goed, dat moet dan maar. Anders moet je steeds meer dan een uur heen-en-weer rijden om het park in te komen enzo, dat leek me niet zo handig. Maar goed, de rit maandag ging helemaal prima, omgerekend naar kilometers kom ik tot het best hoge getal van 729. En dat met lunchpauze (met open wifi), en andere rustmomenten onderweg. Rond een uurtje of half acht ‘s avonds checkte ik in Billings, Montana in een motel. Daarna snel in de buurt wat te eten opgezocht (Applebees was het dit keer). Maar de lokatie was wel erg handig om dinsdag nog zoveel mogelijk van Yellowstone mee te pikken.

Dinsdag op tijd aan het rijden geslagen, en toen via de Beartooth Highway naar Yellowstone toegereden. Die rit was al bizar. Het hoogste punt ligt op 3337 meter hoogte, en dat is -best- hoog. Je zit daar dan eindelijk boven de boomgrens, die behoorlijk hoog blijft, kijkend naar de ervaring van vandaag in ieder geval ergens tussen de 2800 en 3000 meter. Dat is in de Alpen bijvoorbeeld toch anders! Overal langs de weg palen om de route aan te geven voor als het vol met sneeuw ligt. Nu zelfs lagen er nog losse plukjes. Het hoogste punt zelf heb ik simpelweg gemist (domweg langsgereden), later bij een zoektocht op Google Maps bleek ik het bord wel gezien te hebben, maar daar stond ‘West Summit’, zonder getal. En niet ‘Beartooth Pass’ of iets anders dat je zou verwachten. Toen was het weer een flink eind afdalen (langleve mijn autootje, waar een optie in zit om ‘tiptronic’ te schakelen, wat betekent dat je naast standaard-automaat-functionaliteit ook een stand kan kiezen waarin je elke van de 6 versnellingen die je maar wilt kan kiezen. Dat is erg handig in bergen/heuvels als je naar beneden gaat, en niet je rempedaal door de vloer wil trappen :), en dan kom je uiteindelijk het park in. Maar voordat je dan een stukje menselijke bebouwing verder tegenkomt, ben je al een heel eind verder! Uiteindelijk ben ik de hele noordkant langsgereden, naar het dorpje dat Mammoth Hot Springs heet. Daar begon het meteen al heel boeiend, want overal door het dorp liepen allemaal ‘elk’ (wapiti) rond. En die zijn zo wild als maar kan, en nu in het seizoen dat de mannen achter de vrouwtjes aangaan, dus kunnen aardig agressief zijn. Dat betekende dus omrijden, omlopen, etcetera. Wel heel apart. Ik viel meteen met mijn neus in een ranger-talk-boter, over de hele historie van het dorpje, het park, hoe het ooit door het leger beheerd is, en later overgegaan is naar de National Park Service. Daarna nog een hele tijd bij de bronnen aldaar gekeken, en rondgelopen. Echt heel bijzonder om gewoon kokend water uit de grond op te zien borrelen, en te zien wat het allemaal doet met afzettingen, etcetera. Dat is op internet allemaal veel beter beschreven dan dat ik kan doen, maar het is krankzinnig om te zien. Heel onwerkelijk. In het dorpje wat gegeten, en toen naar het motel gegaan om in te checken.

De volgende dag vroeg op, ontbeten in het motel (dat zit er hier gratis bij, maar stel je er vooral niet te veel van voor), en toen aan het rijden gegaan om om 10 uur bij het Norris Geyser Basin te zijn, want daar zou een anderhalf uur durende ranger-begeleide wandeling zijn, waarin je veel tekst en uitleg krijgt over het hoe en waarom van die fantastische dingen. Dat redde ik precies, dus strak getimed, haha. Vervolgens rondgewandeld door een raar soort combinatie van aards landschap en buitenaards landschap. En veel zwavelgeuren, en borrelende grond, warme grond, etcetera. Ontzettend indrukwekkend, en met geen pen te beschrijven. In de foto’s heb ik er een hoop neergezet, ik hoop dat dat een beetje een beeld geeft. Het water heeft de meest fantastische kleuren, en de zuurgraad van de diverse bronnen wisselt enorm, zo heb ik er vandaag een gezien die een ph-waarde van 1 (!) heeft. Dat is -nogal- zuur, en dat water wil je dus vooral niet aanrakan, want je huid brandt weg waar je bijstaat. Het meest bijzonder nog is dat er dus wel gewoon allerlei organismes leven in dit soort bronnen. Door allerlei instituten, tot en met NASA aan toe, wordt dan ook onderzoek gedaan naar deze bizarre levensvormen. Er zitten ook ‘dingen’ tussen die erg lijken op wat vermoed wordt als het ontstaan van leven op aarde, onder bizarre omstandigheden. Nou, bizar is een ding dat zeker is! Na hier vol verwondering rondgewandeld te hebben ben ik doorgereden naar Old Faithful, de beroemdste geiser van Yellowstone. Onderweg waren ze wel nog met de weg bezig, dus flink wachten, maar dat hoort er allemaal bij. Het zou overigens een regenachtige dag worden, maar tot dan toe nog weinig van gemerkt. Old Faithful was gelukkig zo betrouwbaar als dat-ie zou moeten zijn, dus samen met vele, vele anderen een mooie uitbarsting meegemaakt. Dat is echt heel erg indrukwekkend om te zien. Vervolgens daar het hele geisterterrein afgelopen, en nog een paar spontane uitbarstingen van andere geisers mee mogen maken ook. Het betrok op een gegeven moment wel behoorlijk, maar meer dan een paar druppels zijn er gelukkig niet gevallen! Terug bij het startpunt stond Old Faithful wederom op barsten, dus daar nog maar even braaf op gewacht, en vervolgens een hapje gaan eten. Ik zat echter wel aan de zuidelijke kant van het park, en moest helemaal terug naar het noorden, dus dat was nog een behoorlijke rit voor de boeg, en dat in het donker. Dat was een bijzondere uitdaging, waarbij ik blij was dat er een paar mensen voor me uit reden (ook al gingen ze soms wat sneller dan mocht, ik ben ze toch maar blijven volgen), omdat je dan een richtpunt hebt. De weg zelf is namelijk niet al te best zichtbaar in het donker (geen hectometerpaaltjes ofzo, enkel de strepen op de weg zelf, in niet altijd even fantastische kwaliteit), en het is altijd fijn om iemand voor je te hebben die mogelijk fauna opmerkt, en dat je niet zelf opeens een bizon voor je kiezen hebt. Uiteindelijk een paar keer onderweg moeten stoppen, voor zowel bizons als wapiti, die gewoon midden op de weg stonden te staan. Verder zonder kleerscheuren weer bij het motel aangekomen, maar het was wel vermoeiend!

Vanochtend iets later opgestaan (ik had slecht geslapen, soms heeft een mens dat), en rond tien uur het park weer binnengereden. Het weer was weer erg mooi, ondanks dat er voor vandaag zelfs 70% regenkans op de voorspelling stond. Uiteindelijk wel een het een en ander aan regen voor m’n kiezen gekregen, maar met name aan het einde van de dag. Ik ben toen aan de oostkant naar beneden afgezakt in het park, en onderweg flink vaak gestopt om dingen te bekijken, zoals de Tower Falls, uitzichten, bizons, etcetera. Uiteindelijk bij de Grand Canyon of the Yellowstone uitgekomen, en daar helemaal stil geworden van de pracht aldaar. Er zijn daar 2 watervallen, meerdere thermische bronnen, en ontzettend veel kleuren. Heel erg bijzonder. Ik ben ook nog afgedaald naar de ‘top’ van 1 van de watervallen daar, dat was een makkelijke afdaling, maar de klim terug naar boven was behoorlijk stevig, 300meter omhoog met behoorlijk steile paden, haarspeldbochten, etcetera. Maar het was de moeite meer dan waard! Van daaruit nog doorgereden richting zuiden; waar ik ook nog bij de ‘Mud Vulcano’ geweest bent, een grote modderbende, maar ook de zuurste poel van het hele park. En het grappige is, je raakt eraan gewend dat je bizons tegenkomt, dat er zomaar stoom omhoogdwarrelt langs de kant van de weg, en meer van dat soort rariteiten die je eigenlijk niet verwacht. Toen nog doorgereden naar het grote meer hier in het park, maar daar was niet zo bijster veel te zien. Dat komt ook omdat het inmiddels regende, en je dus gewoon niet zoveel zag. Toen bij daglicht teruggereden naar Mammoth Hot Springs, daar wat gegeten, en het laatste stukje wel in het donker gedaan. Daar reed er nog een idioot achter me, die continu z’n grote licht aan had, dus of je nou je spiegel op de dimstand had of niet, dat maakte weinig meer uit. Nuja, gewoon goed voorzichtig geweest, en toen kwam alles goed.

Alle gemaakte foto’s staan inmiddels online, maar voor de filmpjes moet ik nog uitzoeken hoe ik dat het beste kan doen, ik denk gewoon youtube. Maar dat kost dus nog wat meer tijd.

Wat linkjes:
De foto’s
Yellowstone National Park
Wikipedia over Yellowstone

Vervolg Seattle en begin rondreis – nu met vollere batterij :)

Ha,

Gister moest ik de blogpost in ene zomaar afbreken, omdat er geen stroom meer was. Hoe knullig! Maar dat probleem heb ik vandaag gelukkig kunnen verhelpen. Maar goed, door waar ik gebleven was, en dat was midden in het verhaal over de Seattle Underground. Om alle wateroverlast te voorkomen, hebben ze dus op een gegeven moment de straten een volledige etage hoger aangelegd, maar de ingangen van alle gebouwen die er stonden, waren simpelweg nog op het oude niveau. Dus de stoep lag opeens 2 meter lager. Op elke straathoek waren ladders om voetgangers te helpen oversteken. Een situatie die niet al te werkbaar is, dus op een gegeven moment (na flink veel ruzie, en eigenwijsheid van diverse mensen) is besloten dat het wel handig was om de stoep toch op het nieuwe niveau te krijgen. Toen is niet zomaar de hele boel volgestort, en zijn er at nieuwe deuren uitgegraven, nee, men heeft besloten een dak aan te brengen bovenop de oude stoep, dat tevens een fundament is voor de nieuwe stoep. Op die manier kreeg je dus onder de grond een enorm gangenstelsel, dat uiteraard een eigen leven ging lijden, waar de lokale penoze flink gebruik van maakte. Nadat de drooglegging voorbij was raakte het stelsen in onbruik, er was geen behoefte meer aan. Vervolgens heeft iedereen er z’n oude troep neergedonderd, en is er dus een enorme puinhoop aan spul verzameld. Tel daar een paar aardbevingen bij op (die overigens niets hebben doen instorten hiervan, gek genoeg), en je kunt je de puinbak die men aantrof wel voorstellen, toen besloten was om bepaalde delen van de stad als beschermd gezicht te beschouwen, en er rondleidingen te gaan geven. Al met al dus erg interessant. Vervolgens ben ik in Chinatown (klinkt indrukwekkender dan dat het in de praktijk is) wat gaan eten, en vervolgens weer teruggereisd naar het hotel.

Dan spreken we inmiddels donderdag, de dag dat ik Seattle zou gaan verlaten, om mijn huurauto op te halen, en de rest van de wijde omgeving te gaan verkennen. Raar overigens, dat je maandag aankomt, helemaal vers in een stad, en dan donderdag het gevoel
hebt dat je ‘m al aardig begint te kennen door alle omzwervingen. Seattle is definitely een erg fijne stad, ik heb er erg genoten, en zou
er zo de rest van de periode ook nog wel door kunnen brengen. Maar dat staat niet op het program, dus zijn we vol goede moed uitgecheckt. Toen met de Monorail (het scheefhangen in de bochten begint te wennen als je er vaker ingezeten hebt) en de Lightrail naar het vliegveld gegaan. Dat ging ook prima, het is toch handig als je op een gegeven moment weet hoe het werkt ;-) Onderweg ook eindelijk Mount Rainier goed kunnen zien, wow wat een imposante berg! Ik moet een beetje aan de Mont Ventoux denken ook, eenzame berg die hoog uittoornt boven de rest. Al kun je hier niet overheen rijden. En is het sneeuw in plaats van een maanlandschap.

Het auto ophalen ging ook goed, al probeerde ze me wel heel hard een klasse hoger aan te smeren. Ik kreeg een nieuwe VW Beetle mee, in het wit. Een erg leuk autootje, al zeg ik het zelf! Vervolgens gaan rijden, en dat wende heel erg snel. Dat ik de juiste weg
in 1x te pakken had hielp natuurlijk ook erg mee. Eerst in Issaquah nog even wat orde op auto-zaken gesteld (opnieuw finetunen spiegels, stoel, etcetera) en wat folders gescoord, en vervolgens met hulp van de (overigens batterij-vretende) navigatie
doorgereden naar North Bend, waar Tede’s Cafe zit, uiteraard beroemd vanwege Twin Peaks. Daar uitgebreid gelunched, wat foto’s gemaakt, en toen op ‘mooie route’ naar Spokane ingeprogrammeerd op de navigatie. Daarover gesproken: ik heb een tijdje terug (toen-ie goedkoop was) Navigon gekocht met de routekaarten voor de westelijke helft van de USA, en daar maak ik inmiddels dus meer dan dankbaar gebruik van. Het is wel zaak je iPhone aan een autolader te hebben hangen, want anders kom je niet ver… maar als je dat hebt, is het echt ideaal. Terug naar de route naar Spokane: als je dan snelwegen verbiedt, duurde het opeens 8 uur in plaats van 4, dus dan toch maar snelweg meenemen. Uiteindelijk betekent dat gewoon dat je dus toch bijna alleen maar snelweg hebt, op 1 kleine (inderdaad wel mooie) detour na. Toen het landschap saaier werd kon ik duidelijk merken dat ik vermoeider werd, en dan merk je ook hoe fijn het is om dan even te pauzeren! Dat heb ik een paar keer gedaan, en ook nog een behoorlijk steile helling beklommen op een uitzichtspunt onderweg, waar rare metalen paarden bovenop stonden. Hoe verzin je het. Uiteindelijk netjes naar het geplande motel toe kunnen rijden, waar ze voor relatief weinig (USD 53) een nette motelkamer hebben. Daar wat rondgelummeld, en vervolgens gaan eten bij Denny’s, aan de overkant. Ja, dat is best ernstig om met de auto te doen :) Dat eten was prima, en er was ook internet van meneer Linksys, dus heb ik daar even wat tweets de wereld in geslingerd. Nu hoef ik niet meer zo nodig nog een aparte toegang de kopen. Ook al is het goedkoop; toch weerhoudt me dat om het te doen. Nu kan ik gewoon lekker relaxen en tv-kijken, ook fijn! Het eten bij Denny’s was overigens prima te doen. Elke dag lijkt me wat vaak, maar er zijn genoeg van dat soort ketens, haha.

Inmiddels is het 3 september, dat was weer een rijdag, van Spokane naar Kalispell, Montana. Het uitchecken ging simpel, as usual. Daarna het gemak van Navigon gebruikt om een Starbucks te vinden, dat is echt wel heel erg handig, en van heel veel toegevoegde waarde voor m’n reis. Enige nadeel was dat de Starbucks die ik zocht niet meer bestond, en zo blind was, dat ik de volgende optie al 2x voorbijgereden was zonder ‘m te zien… Nuja, de koffie was weer lekker, zoals inmiddels wel duidelijk moge zijn. Goed, dan de reis. Die verliep voorspoedig. Helemaal totaal zonder snelwegen, en via steeds mooier wordende gebieden. Wat een enorme pracht hier, ik wordt hier zo ontzettend blij van. Het is -zo- -zo- -zo- mooi hier. Idaho was al een genot, met opvallend genoeg dus de NL-vlag als nummerplaat! En daarna Montana in, de grens overstekend. Gek genoeg staan de borden van de staten niet bij elkaar, maar zit daar zeker een kilometer tussen. En zowaar: er stond een bord met dat we nu in Mountain Time zitten! Mijn iPhone snapt dat ook meteen, en
past zelf braaf z’n tijd aan. Erg handig!

De lunch in Heron gegeten, bij een aparte noem het maar soort van Alpengasthof, waar de weg naartoe steeds slechter en slechter werd. Heel apart, maar een erg erg mooi plekje. Je zult er maar wonen, met zo’n uitzicht op de bergen. De dame waarschuwde wel heel duidelijk voor Grizzly’s, die hier veeltallig rond schijnen te lopen. Overigens net als de dame bij het motel. Kortom, morgen in het Visitor’s Center van Glacier maar eens goed navragen of het wel verstandig is om te wandelen, en tot hoever dan enzo. Ik neem aan dat er ook wel wat ‘big hits’ zijn, die te zien zijn zonder al te veel grizzly-risico te lopen. Ze had ook nog een mooi verhaal over de ‘huisbeer’ (zwart) waar mensen wel eens wakker van werden omdat-ie appeltjes aan het eten was. Heel bijzonder hoe zoiets in
harmonie kan gaan. Sowieso was de hele lokatie erg bijzonder daar.

Vervolgens hier in Kalispell aangekomen; en bij het tweede motel was het raak, die had nog plek. Het blijft natuurlijk Labour Day weekend, dus dan is het te verwachten dat er behoorlijk wat goed vol zit. Daar gelukkig wel nog mooie tips gekregen voor eten, wat ik later op de avond meteen geprobeerd heb: een -echt- steakhouse. Daar moet je in de USA toch een keer naar toe. De menukaart bestaat in feite uit soorten met bijbehorende grootte en gewicht, dus ik heb het maar bescheiden aan gedaan. De beestjes hebben nog naamjes ook, maar wat de relevantie met het stuk vlees precies is, moet iemand me nog maar eens uitleggen. Maar hoe dan ook, ik moet zeggen, erg lekker! De bediening ook weer aardig. Wel geestig hoe ze ook de tip-varianten op de bon erbijprinten, haha. En dan 15% en 20%. Voor minder doen ze het niet, lijkt het :)

Dan 4 september, de eerste dag Glacier. Dat lag helaas nog wat verder weg dan ik in eerste instantie hoopte; maar dat mocht de
pret niet drukken. Daar meteen een toegangskaart gekocht voor alle National Parks, want die haal ik er toch wel weer uit. Vervolgens naar het Visitors Center gegaan, en daar rondgekeken. Jammer is wel dat er -erg- de nadruk ligt op beren, en dat je vooral geen dingen in je eentje moet gaan doen enzo. Dat is voor mij dan toch een klein dalletje pakken; maar met wat creativiteit kom je daar ook wel mee weg. Maar goed, daar gelunched (slechte bediening, wel lekker eten), en vervolgens maar eens een shuttlebus gepakt naar Logan Pass, het hoogste punt van de Going to the Sun Road, die uiteraard op de Contintental Divide ligt, op een hoogte van 2025m. Dat leek me relaxter dan zelf rijden, omdat er dan een grote kans is dat je uberhaupt niet kan parkeren enzo. Dat was voor de heenweg een prachtig idee (echt schitterende dingen gezien, zo machtig mooi dat het hier allemaal is, en de toestand van de weg was ook dusdanig dat ik dacht: pfoe, als ik dat zelf zou moeten doen…), terug kom ik zo op terug. Daar rondgekeken in het Visitors Center weer, en toen de Hidden Lake Overview Trail gelopen. Die was behoorlijk druk met mensen, wat voor mij dus prima was, omdat ik op die manier dus in feite prima de luxe kon zorgen voor voldoende mensen om me heen. De trail was erg fijn om te doen. Terug van de wandeling (7140 ft als piek; 6646 ft is Logan Pass, dus stijging van 494 ft, een 150m, van 2026m naar 2176m, valt allemaal wel mee)
stond er al een aardige rij voor de shuttle terug. Daar heb ik zeker een uur in gestaan, alvorens we uiteindelijk meemochten. Dan ben je daarna nog 1u45 bezig om weer beneden te komen, dus toen was het al snel weer etenstijd en tijd om terug naar het motel te gaan.
Daar wilde ik dus vervolgens uitgebreid gaan bloggen, maar dat werd ‘m niet wegens een leeglopende batterij.

Inmiddels aangekomen bij vandaag (het wordt een lange blogpost, maar dan ben ik wel in 1x helemaal bij). Een enerverende dag. Uiteraard begon ik weer bij de vertrouwde Starbucks. Daar snel op de wifi gecheckt hoe en wat, en de Walmart en Bestbuy zaten
aan de overkant, dus dat was makkelijk proberen. De Bestbuy ging direct open; dus daar maar naar binnengegaan (om 10 uur op zondag! Kun je nagaan), en na wat zoeken maar gevraagd naar een en ander. Dat bleek succesvol te zijn, ik heb een werkend apparaat meegekregen! Vervolgens bij de Subway mijn lunch besteld, en gaan rijden naar East Glacier en uiteindelijk Two Medicine. Daar kwam ik braaf 2 uur later aan, via de US2, en een pas op slechts 1591 meter, die de contintental divide overbrugt. Aan de andere kant viel het op dat de regen minder werd / ophield. En het landschap was aan de andere kant echt heel erg anders, veel geler, en opeens hielden de hoge bergen ook weer op. Het is dus echt een relatief smalle strook bergen hier, de Rocky Mountains. Heel bijzonder. In Two Medicine aangekomen een kaartje voor de boot gekocht, en vast een eerste Subway-helft opgegeten. Vervolgens aan boord gegaan, en begon de regen ook aan de oostkant los te barsten. Best een tikje jammer, want daardoor kon je best weinig zien van het landschap en het meer. Aan de overkant aangekomen kon je eruit om te gaan wandelen, en toen ik zag dat anderen de gok aandurfden, ben ik meegegaan. Vervolgens kennisgemaakt met 2 erg vriendelijke Canadezen, met wie ik samen de wandeling naar de Twin Falls (erg mooi) en No Name Lake (ook heel erg mooi) gemaakt heb. De regen was daar gelukkig vrijwel verdwenen! Geen enkele beer tegengekomen, al heb ik wel ‘t vermoeden dat ik iets geroken heb dat ofwel op beer lijkt, ofwel verse berenstront was. Maar zeker weten doe je zoiets nooit natuurlijk. Om een uur of 4 weer bij de auto, na afscheid genomen te hebben van de vriendelijke Canadezen. Ohja, in de boot nog een eland (moose) gezien! Dat was wel heel bijzonder. Goed, toen besloten naar St. Mary te rijden, om te kijken of er daar nog mooie dingen te zien waren. Dat was een dappere beslissing, zo bleek achteraf.
De weg naar het noorden toe was in het begin al een aardige uitdaging; erg slechte kwaliteit, en gelukkig was het weer wat droger. Vervolgens uitgekomen op de US89, ook een prima weg, maar met z’n eigen uitdagingen, want die was behoorlijk nat. Eenmaal aangekomen bij St. Mary’s bleek ook dat de Going to the Sun-road vanaf Jackson Overlook afgesloten is, er reden alleen nog shuttles om mensen hun auto op te laten halen op Logan Pass, en die moeten dan dus vervolgens via de andere kant naar beneden. Geen pretje met dit weer! Het regende inmiddels pijpestelen, dus ik ben snel het Visitor’s Center ingedoken. Daar nog een interessante film bekeken, en toen was het wat droger, en toch maar even een stuk het park ingereden. Bij Sunrift George was het inmiddels allemaal weer volkomen bagger kwa weer, en heb ik besloten maar om te draaien, en mijn weg terug naar “huis” in te gaan zetten. Gelukkig was het op het naarste stuk weg weer droog, maar in East Glacier was ik toch wel toe aan wat ontspanning en eten. Onderweg nog wel natte sneeuw meegemaakt! Hoe hoger je kwam, hoe meer sneeuw er door de neerslag heenzat, en hoe lager je kwam, hoe meer regen het werd. Kwa zicht (en herrie op je ruiten) heb ik overigens liever die sneeuw, als het maar niet glad wordt. Een groot voordeel van rijden in de bergen met regen: aquaplaning bestaat er bijna niet, want water blijft niet in de gevormde sporen staan, het stroomt naar beneden.
Maar goed, het eten. Dat was -erg- lekker. En goedkoop. Voor $20 gewoon salade, lasagne, huckelberry pie met ijs en slagroom en cola en water (beide onbeperkt bijgevuld) gekregen. Dat lukt in Nederland dus niet… Ook weer opmerkingen gekregen over m’n Shenandoah-shirt, zowel van het personeel als van een stel mensen uit Alabama. Toen die tegen me begonnen te praten moest ik echt even omschakelen kwa taal, dat Southern accent was ik kwijt. ‘That’s a real cool place man, her pops comes from West Virginia, that’s near there’. En dat veel onverstaanbaarder :) Vervolgens de weg terug ingeslagen naar Kalispell, gokkende dat ik het op deze tank nog wel kon volhouden (dat kon, zo bleek). Zoveel gaat er nou ook weer niet in een tank van een New Beetle, maar 1 dag rijden moet toch wel te doen zijn zou je zeggen. Overigens bij het tankstation hier in Kalispell weer een vraag over waar Shenandoah nou lag, want hij ging binnenkort verhuizen naar Savannah, Georgia. Dus maar even verteld dat het daar ook erg mooi is, en dat ik ‘m dat zeker kon aanbevelen! De US2 was een dodelijk vermoeiend stuk rijden, maar op de kaart kijkend is het ook gewoon 92 km aan weg dat ik ‘even’ moest afleggen om van East naar West Glacier te komen. Dat was stevig doorpezen, vooral omdat het zo onderhand ook echt donker was, en de regen weer op begon te spelen. Kortom, goed geconcentreerd doorrijden, en dan kwam het allemaal goed.
Wel gek om dan de route vanaf West Glacier ‘vertrouwd’ te vinden, terwijl ik die nog maar 1x eerder gereden heb… en inmiddels dus weer terug in het motel. Morgen maar eens rustig aan opstaan en een stukkie gaan sturen, zo op de kaart koekeloerend vermoed ik zo richting Butte/Bozeman. Dan kan ik de dag erop via de Beartooth naar Yellowstone. Want in 1 dag doorrijden, dat wordt erg pittig. Volgens de navigatie is het al bijna 8 uur rijden, en dat is dan zonder pauze/lunch/etcetera. Dus dat moesten we vooral maar niet willen proberen. Sowieso denk ik dat ik toch wat optimistisch ben geweest met alles wat ik wil zien, in combinatie met reistijd, dus het zou goed kunnen dat ik San Fransisco van het lijstje besluit te schrappen. Dat scheelt veel kilometers, en ik ben er ten slotte al eens geweest (ook al is het 5 jaar terug). En dan kan ik meer tijd besteden aan andere mooie dingen als Crater Lake, Olympic National Park, Mount Rainier, enzovoorts. Ik heb duidelijk de National-Parks-smaak weer te pakken!

Verder merk je wel vrij duidelijk dat ik echt aan het einde van het seizoen zit, wat dit soort parken betreft. Na morgen (Labour Day) sluiten in Glacier al een aantal diensten bijvoorbeeld. De weerberichten voor Yellowstone zijn wisselend in de komende dagen, dus we moeten maar even afwachten wat het wordt. We maken er gewoon iets moois van!

Goed, nog even wat linkjes naar genoemde zaken:
Glacier National Park
Seattle Underground Tour

Hmm, meer weet ik er zo even niet. Ohja, foto’s!
Hier dusFoto’s. Nog steeds ongetagged, ongegeo-dingest, onbeschreven, dus je moet maar gokken aan de hand van bovenstaande verhalen wat je precies ziet :-)