De volgende ochtend stonden we bijtijds op. Ontbijt hadden we nog in het hotel waar we zaten, dat was typisch Amerikaans. Ik vond het een feest der herkenning, al moet je je er vooral niet al te veel van voorstellen. Wel grappig om te zien hoe iedereen het allemaal een beetje aftast en afwacht. Op tijd vertrokken we om op pad te gaan. Eerst moesten we de groep verdelen tussen 2 voertuigen: er was 1 grote SUV-achtige die door Jan (de NL-gids; inmiddels alweer iets opgeknapt) bestuurd werd, waar 4 mensen in meegingen, en 1 maxivan (zoals dat dan heet), waar ook nog een grote trailer achter hing, en waar 12 man in meekon. Exclusief bestuurders. Ik zetelde mij op de eerste rij, in de loop van de reis is dat op natuurlijke wijze allemaal door elkaar gehusseld; waarbij mijn favoriete plekjes wel die eerste bank, of juist de allerachterste bank, of de bijrijdersplaats (dan zit je shotgun, zoals dat heet; en is ontstaan vanuit de koetsiers-tijd. Beeld je een mooi Lucky Luke verhaal in, en dan is degene die ‘shotgun’ zit iemand die alle bandieten (de Daltons) op afstand moet houden, en heeft derhalve een shotgun bij zich, zittend naast de bestuurder). Jay had een mooie verzameling CD’s meegenomen, en ook een iPod-naar-FM-apparaatje waarmee de diverse iPods/iPhones van de reizigers voor muziek konden zorgen. De grote soundtrack die we erg vaak gedraaid hebben is, hoe kan het ook anders, Into the Wild; door Eddie Vedder. En toen gingen we onderweg! De route die we globaal gereden hebben deze dag is de volgende:
View Alaska avontuur – deel 2 in a larger map
De diverse blauwe puntjes zijn plekken waar we gestopt zijn. Anchorage heeft zowaar nog wegen die lijken op snelweg-achtige wegen, meerdere rijstroken, echte op- en afritten, maar al vrij snel wordt de weg smaller en smaller, en zijn we uitgekomen op een ‘normale’ tweebaansweg. Die is in Alaska dan nog steeds breed (denk: inclusief vluchtstrook aan beide kanten, en de stroken zelf zijn natuurlijk gewoon Amerikaans breed, want je moet er ook goed overheen kunnen met je enorme vrachtwagen), maar echte snelwegen heb je verder gewoon niet. Al snel rijden we langs de zogenaamde Turnagain Arm; een van de twee uiteinden van de Cook Inlet. Er zit een mooi verhaal achter de naamgeving; mensen waren ooit op zoek naar een bevaarbare doorgang in deze contreien, en toen ze, nadat ze eerst de Knik Arm hadden gehad, en moesten omkeren, ook hier moesten omkeren, is er de tekst ‘Turn Again’ op de kaart geschreven. Het uitzicht is op deze plek meer dan fantastisch, welke kant je ook op kijkt, je ziet bergketens, vulkanen, zee, drooggevallen gebieden (het verschil tussen hoog- en laagwater is hier maar liefst 9,2 meter, hiermee staat deze plaats nummer 4 ter wereld!), en meer fraais. Je kijkt letterlijk je ogen uit! Heel langzaam begin je dan te beseffen wat een prachtig avontuur je aan begonnen bent. We stopten al snel even om bij het zogenaamde ‘Bird Point’ eens goed te bekijken wat er allemaal te zien zou zijn. Na even de benen gestrekt te hebben stopten we bij een benzinestation, waar ook een liquor store was. De gidsen namen aan dat mensen wel iets van een biertje of een wijntje zouden lusten ‘s avonds (met de waarschuwing dat er in het begin geen ruimte in de koelboxen zou zijn), en dit was de laatste plek waar we dat zouden kunnen aanschaffen. Dat leverde meteen verbroedering op; dus kochten we met een aantal mensen van die mooie kartonnen pakken wijn.
Vervolgens zijn we doorgereden naar het zogenaamde Alaska Wildlife Conservation Center gereden; een soort ‘dierentuin’, maar dan wel eentje waar je, als je dat zou willen, gewoon met je auto een rondje zou kunnen rijden. Dat deden wij uiteraard niet; we liepen er een rondje, en maakten vast kennis met allemaal dieren waarvan de kans groot zou zijn dat we ze later tegen zouden komen. Zo waren daar zwarte beren, muskus-ossen, caribou, elk, moose, een bald eagle, en zo nog meer moois.
De rit vervolgde rustig; totdat we bij het uiteinde van de Turnagain Arm een campground opzochten waar we met z’n allen zouden kunnen lunchen. Daar werd de trailer opengegooid, en er stond 1 hele grote picknicktafel (en -al- die tafels hebben een ‘gat’ er in om ze rolstoelvriendelijk te krijgen, zodat je je rolstoel er in kunt rijden) die we al snel met z’n allen dekten, en toen heerlijk onze lunch hebben opgegeten. Ook dat was weer even wennen aan hoe zoiets in de VS gaat; want de Nederlanders smeren netjes 1 boterhammetje, eten die, en gaan door met de volgende, terwijl de gids het duidelijk anders deed, die maakt er een mooi gebakje van met diverse lagen beleg, salade, sauzen, en hoppa. En koekjes erbij. Daarna zijn we nog wat verder richting Whittier gereden om bij de Byron Glacier nog een wandeling te gaan maken. De allereerste wandeling! En we werden direct beloond met prachtige uitzichten, namelijk gletsjers, bergen, groen, watervallen, noem maar op. Heerlijk! En wat een frisse lucht! De vakantie was nu echt echt begonnen.
Na deze fijne wandeling moesten we nog een stukje doorrijden, want de camping was nog een stukje verder. Onderweg werden we uitgebreid getracteerd op mooie vergezichten, beboste omgevingen, verhalen van onze gids, en begon er al een mooi schoolreisjesgevoel te ontstaan. Onderweg zijn we nog 1 keer gestopt voor de mensen die de benen even wilden strekken, en toen zijn we doorgereden naar de camping.
Dat was voor mij een mooi avontuur; want mijn enige kampeerervaring tot aan deze reis bestond letterlijk uit enkel Lowlands, en daar met een tent staan, in totaal 2 keer. Kortom, eerst even de kunst afkijken bij een paar anderen hoe je nou eigenlijk zo’n tent opzet, zorgen dat je op een plek gaat staan waar het water niet in je tent kan lopen; dat je je grondzeil binnenboord moet houden, dat je echt al je haringen vast moet zetten, al dat soort basis-kennis heb ik nu wel, maar moest ik even “snel” leren. De camping is volgens Amerikaans model opgezet; wat concreet betekent dat er van je verwacht wordt dat je je mega-camper of caravan op zo’n plaats parkeert, en dat is het. Tenten zijn minder gebruikelijk; dus hebben we per “plek” die we hadden steeds een paar tenten op de “oprit” neergezet. 1 plaats was de gezamenlijke plek, waar de “keuken” opgebouwd werd, de bus en de trailer stonden, en waar iedereen verzamelde op de daar aanwezige (grote) picknicktafels. Elke plek had ook z’n eigen vuurplaats. Water op deze camping moest je zelf omhoogpompen, nadat je eerst naar de dichtsbijzijnde werkende pomp gelopen was. De toiletten waren verspreid over het terrein te vinden, in de vorm van een echt outhouse: dat wil zeggen dat je een (meestal houten) klein huisje hebt, met onder de toiletpot een groot gapend gat. Ze ruiken derhalve niet bijster fris, en stromend water is er niet. Wel vaak zo’n hygiene-spul-dispenser, zodat je je handen wel schoon kan maken. In onze bagage zat een primitieve douche, waar je met een motortje water omhoog kon pompen, dat je wel eerst zelf voor een volledige douchebeurt bij elkaar moest pompen, dus heel veel gebruik is daar niet van gemaakt.
‘s Avonds kregen we meteen een van de grote lokale lekkernijen te eten: rode zalm. Waarom rood? Nou, omdat die lekkerder is dan de roze zalm; in Alaska kijken ze een beetje meewarig als je roze zalm hebt. En inderdaad, deze was me toch een partij lekker! Het blijkt ook verboden te zijn om zalm te kweken, alle zalm die verkocht wordt, -moet- per se wild zijn. En die zalm ging in folie gewikkeld zo boven het vuur; dat was eenvoudig. Lekkere salades en gepofte aardappelen erbij, en de maaltijd was kompleet. Daarna met z’n allen de afwas doen, nog even bij het dichtbijgelegen meer kijken, en ging uiteindelijk zo rond een uur of 22-23 iedereen wel slapen. En dat is raar, omdat het nog zo extreem licht was buiten. Wel handig, want officieel was het handig om een zaklamp bij je te hebben, maar die heb ik maar zeer zelden gebruikt. Alleen soms om in de schemer die binnenin de tent was voor het slapen gaan nog wat te lezen (of notities te maken, die ik nu weer gebruik voor dit blog). En het was een dag vol met ontzettend veel indrukken! Sowieso is het hele slapen-gaan-ritueel wel bijzonder op zo’n plek, want je moet bij alles wat je doet rekening houden met het feit dat met name beren rond kunnen lopen op de camping. Je tandenpoets-resultaten moet je dus -ofwel- in het outhouse kwijtraken, ofwel in het vuur spugen. En niet met z’n allen tegelijk, want daar gaat het vuur van uit. Het belangrijkste is dat de tandpasta-geur verdwijnt. En verder moet je dus alle eet- en drinkwaren die je in je tent bewaart, tot en met toilettas aan toe, opbergen. Dat deden we steeds in de auto’s; zodat als er een beer uitermate geinteresseerd was, we dat wel zouden opmerken, en die beer eerst een stevige kluif had aan het openkrijgen van de auto. Beide gidsen hadden ook zogenaamde “bearspray” bij zich, een soort pepper-spray maar dan specifiek in doseringen gericht op het afslaan van een aanval van een beer. De eerste nacht slaap je dus ook niet zo heel goed; je hoort de wereld aan rare geluiden; denkt toch even 3x na voordat je door het bos dwaalt naar de outhouse voor een nachtelijke toiletpauze, etcetera. En je bent nog helemaal beduusd van alle indrukken die je op je dak krijgt, want dat waren er nogal wat!
Ik heb op mijn eerste post al een hele hoop reacties gekregen, dat vind ik erg leuk! Dat stimuleert mij om er lekker mee door te gaan; dus verwacht morgen weer een nieuwe post!