Inmiddels ben ik weer een paar dagen verder, dus de hoogste tijd om weer eens wat meer reisverslag te bloggen.
De laatste keer dat ik jullie ‘sprak’ (wie zijn jullie eigenlijk? Ik vind het altijd wel leuk om te weten wie dit nu allemaal lezen!) was ik in Reno. Daar ben ik de volgende ochtend weer vertrokken, waarbij ik eerst nog wat rondtoerde door de stad zelf heen, en die viel me reuze mee! Het downtown-gedeelte was uiteraard een opeenstapeling van casino’s, maar daarbuiten was er nog een prima universiteitsgedeelte, en heb ik wat aardige woonwijken gezien (omdat ik verkeerd reed, en de navigatie me toen gered heeft naar de juiste richting, zo zie je nog eens wat :-)). Van daaruit naar Lake Tahoe gegaan, waar ik dan omheen zou rijden, om vervolgens naar Klamath Falls, een plaatsje in Oregon te gaan. Dat ging via een pas die Mount Rose heette, en mooie route, veel bomen, klimmen, dalen, en dan krijg op een gegeven moment het meer te zien, en dat is erg mooi! Lake Tahoe is namelijk behoorlijk blauw, en dat ziet er in het zonnetje erg mooi uit. Van daaruit langs de rand van het meer geslingerd naar het zuidelijke stadje, en daar gelunched. Van daaruit maar eens ingetoetst op de navigatie hoe ver het zou zijn naar Klamath Falls, maar die kwam alleen met routes aanzetten waarbij ik om moest keren, terug naar Reno, en daar opnieuw. Daar had ik eigenwijs genoeg geen zin in, dus ben ik langs de westkant ‘omhoog’ gereden, en in Tahoe City de navigatie nog maar eens ingetoetst. Toen was er een andere route, maar zelfs de snelste route zou nog een flink aantal uur rijden zijn, dus ben ik daar maar voor gegaan. Een tikje de afstand onderschat, duidelijk. Maar wat in Tahoe City nog bizarder was, is dat op een gegeven moment er een wagen met zwaailichten de weg blokkeerde, en ik een politie-agent (of boswachter, of iets dergelijks; dat kon ik niet goed zien), en een beer (!) hielp met oversteken. Erg bizar om te zien. De beer verdween snel weer het bos in, maar toch wel bizar om te zien hoe ‘normaal’ iedereen er verder eigenlijk op reageerde. Gewoon een onderdeel van het leven daar, zo blijkt. Na flink wat doorgereden te hebben kwam ik uiteindelijk uit in … juist. Toch Reno. Dat was hoe dan ook uiteindelijk de snelste route naar het noorden, en van daaruit via de US395 naar het noorden te reizen. Die weg werd rustiger, en rustiger en rustiger, totdat je op een gegeven moment echt bijna nooit meer iemand tegenkwam. En het landschap werd droger en dor. Het was vrij duidelijk een woestijn-achtig stuk. Maar je schiet kwa afstand wel lekker op daar, cruise control aan en gaan. Uiteindelijk kwam ik rond 8 uur ‘s avonds aan in Klamath Falls, dus meteen maar snel even een hapje eten gescoord, en had ik die dag uiteindelijk toch nog weer 412 mijl afgelegd, best veel.
De volgende dag ben ik naar Crater Lake National Park heen en weer gereden, en dat was -zeer- de moeite waard. Crater Lake is ontstaan uit een vulkaanuitbarsting ongeveer 7700 jaar geleden, waarvan ze vermoeden dat het de grootste is van de laatste 10.000 jaar. Ik bespeurde een bepaalde rivaliteit met Yellowstone :-) Wat er toen gebeurd is komt in feite neer op het volgende: alle lava/magma is niet alleen uit de bovenkant van de vulkaan (een monster-berg, ruim boven de 3000m hoogte) eruit spoot, maar ook via allerlei gaten en toestanden aan de zijkanten. Toen de uitbarsting ‘klaar’ was was er dus een groot stuk berg dat ‘hing’ boven een enorm groot leeg gapend gat, dat voorheen gevuld was met magma. Dat hield niet zo best, dus toen is de berg in feite ingestort, en heeft een grote caldera (krater) achtergelaten, en was er 1500m aan hoogte verdwenen. Daar is in de loop der jaren sneeuw en regen in gevallen, en dat is nu Crater Lake geworden. De vulkaan is echter nog steeds actief, men heeft ontdekt dat er op de bodem van het meer (diepste punt is 519 meter diep!) op een paar plaatsen nog heet water omhoog borrelt. Verder is er ook een eiland in het meer ontstaan, door een losse uitbarsting. Dat is in feite een vulkaan in een vulkaan. De grap is ook dat het meer genoemd is naar de krater op de top van die kleinere vulkaan, en niet naar de grote caldera die het meer vormt. De waterstand is op dit moment stabiel, omdat er een soort ‘overstroom-putje’ actief is; waardoor water via gletsjergruis wegsijpelt als het boven een bepaald niveau komt. Verder is er geen in- en uitgang van het meer; het is echt zelfstandig. Daarom is het ook krankzinnig helder; je kan tot 43m diepte dingen zien. Zoals de park-ranger die de tour die ik volgde uitlegde: als je op een boot zou zitten, en je laat je camera in het water vallen, kun je nog een lange tijd z’n weg naar beneden blijven volgen. De tour die ik gedaan heb was een rondje rondom het meer, op een tourbus, met een park ranger erbij die tekst en uitleg gaf over alles wat er verder te zien was. Zo zijn we ook nog uitzicht op een aanwezige brand tegengekomen, die al sinds 17 augustus aan de gang was, door blikseminslag. Maar brand hoort bij de natuur en bij het bos, dus er wordt bewust niets aan gedaan, behalve als er wegen, huizen, gebouwen, etcetera in gevaar komen. In feite zag je enkel een relatief smalle strook rook. Ook Crater Lake is krankzinnig blauw, met name veroorzaakt door de helderheid. Het ziet er erg, erg mooi uit. Toen weer teruggereden naar mijn motel in Klamath Falls, wat gegeten, en eens gaan kijken wat de makkelijkste weg richting Portland zou zijn, want daar zou ik de volgende dag heen. Wat trouwens in Oregon opviel, was dat ook daar (net als in Idaho) opeens andere lettertypes gebruikt worden voor de snelheidslimieten (maar soms ook niet), maar het meest bizarre was nog we ldat je dus -niet- zelf mag tanken. Een benzinepomp-medewerker moet dat voor je doen. Ik snap niet zo goed waarom, maar goed, dat zijn van die rare dingen in de USA die je maar voor lief moet nemen :)
De volgende dag via de snelst mogelijke route naar Portland toegereden, zodat ik die dag ook nog wat van de stad kon zien. Dat viel een tikje tegen, ik was langer aan het rijden dan dat ik in eerste instantie dacht. Onderweg ook een -enorme- hoeveelheid politieauto’s met gillende sirenes en zwaailichten in tegengestelde richting zien gaan, maar ik heb niet kunnen achterhalen wat daar nou aan de hand was. In Portland heb ik zelfs een stukje file gehad, en was ik erg blij met het gemak van navigatie, want de enorme spaghetti aan wegen die je kan nemen, is nogal verwarrend als je niet precies weet waar je heen moet. In het motel aangekomen even wat uitgerust van de rit, en toen de stad in gegaan. Dat kon heel makkelijk, want de tram (of beter: lightrail, want ze maken daar onderscheid tussen trams en lightrail, een verschil dat ik niet zo goed zie) stopt voor de deur. En ook nog eens in de ‘free-rail-zone’, die het centrum van de stad beslaat. Daar aangekomen bleek dat Portland een leuke, best gemoedelijke stad is. Eerst had ik een adresje opgesnord van een grote platenzaak, vergelijkbaar met de Amoebe’s in San Fransisco, en aangezien ik daar niet heen ging, moest ik hier maar eens kijken. Everyday Music is de niet zo bijster originele naam, maar de inhoud was krankzinnig. Een enorm oppervlak aan CD’s, niet alleen in normale bakken zelf, maar daaronder ook nog (en daar heb ik maar niet te veel gekeken, ik werd zo al gek genoeg), en nog een ruimte ernaast waar minstens zo veel vinyl bij elkaar gesprokkeld was. Vele tienduizenden dragers moeten daar in totaal gestaan hebben. Zowel nieuw als tweedehands. Uiteraard heb ik daar goed mijn slag geslagen, zowel nieuw als oud spul, dat ik nog niet had. Dan loop je dus toch bijna 100 dollar armer het pand weer uit… daarna nog wat verder rondgestruind, en op langzaam op zoek gegaan naar een eettentje. Dat werd een erg goeie Japanner. Het zat er ook vol met Japanners, dus dat vond ik wel een goed teken, en het was ook erg lekker! Daarna teruggegaan naar het motel.
De volgende ochtend eerst maar eens de brug over de rivier verder geinspecteerd, waar de trammetjes overheen reden. Dat bleek een dubbeldeksbrug te zijn: op de begane grond reden de ‘gewone’ treinen, en het was een enorme hefconstructie. Zag er erg intrigerend uit. Van daaruit het station nog even op de foto gezet, en doorgegaan naar Pioneer Square, om te kijken of het Visitors Centre nog wat te bieden had. Ohja, onderweg is me ook nog tot 2x aan toe gevraagd of ik me al geregistreerd had om te stemmen. Maar aangegeven dat ik dat best wil doen, maar als non-US-citizen wordt dat vast lastig. Dat moesten ze beamen :-)
Het Visitors Centre bood niet veel soelaas, dus maar zelf wat aan het rondstruinen gegaan. Toen ik dat wel gehad had, wilde ik naar het Washington Park toegaan, dus uitgezocht welke tramhalte ik daarvoor moest hebben, en gegaan. Eenmaal aangekomen aldaar, moest ik eerst met de lift een enorm eind omhoog, en bleek ik opeens aan het boveneinde van het park te staan, en niet bij de Rose Guarden en de Japanese Garden, waar ik eigenlijk heen wilde. Nuja, waar ik was, was een kindermuseum (niet zo boeiend), maar ook de dierentuin; waarvandaan er dan weer een treintje de heuvel af zou rijden naar de lokaties waar ik ook wel heen wilde. Even kijkend hoe duur de toegang tot de dierentuin was, besloot ik al snel dat ik die maar met een bezoekje zou gaan vereren. En dan sta je dus wederom oog in oog met een beer, maar dit was natuurlijk niet zo gevaarlijk :-) Verder hebben ze er een hoop dieren, allemaal een beetje op de ‘Emmen’-manier tentoongesteld, al zie je wel dat ze minder ruimte hebben. Overal waar mogelijk krijgen de dieren zo veel mogelijk bewegingsruimte, en het welzijn van de dieren staat in ieder geval voorop; zo beloven ze overal plechtig. En zo ziet het er ook wel uit. Daarna met het treintje naar beneden afgezakt, en daar eerst de Japanse tuin bezocht. Die was best mooi, maar de prijs/kwaliteitverhouding vond ik tegenvallen. Met een uurtje ben je er zeker wel doorheen, en daar mag je dan opeens toch $9,50 voor neertellen. Nuja, de naastliggende rozentuin was gratis, dat compenseert. Die was best aardig, maar een roos blijft een roos, wat voor kleur je ‘m ook geeft. Dus daar was ik vrij vlot uitgekeken. Toen verder de heuvel afgelopen, en de stad ingegaan naar de rivierkant. Daar nog wat rondgestruind, wat wezen eten, en dat was ‘t dan weer voor Portland.
Vandaag ben ik dan vervolgens eerst schuin omhoog naar de kust gereden (op de radio luisteren naar Kink, er zit hier ook een Kink FM, erg geestig), en vervolgens langs de kust verder omhoog. Daarbij kom je langs erg mooie en imposante plaatsen, zoals een enorme brug over de monding van de Columbia River heen, en uitzichten over zee, heuvels, etcetera. Onderweg ook al heel veel verwijzingen naar Olympic National Park tegengekomen, dat duidelijk -erg- groot is. Diverse ‘rainforests’ ook gezien, en die zijn van binnen ongetwijfeld erg mooi (dat moet ik nog gaan zien), maar langs de weg die je al bomen waarvan alle takken volledig bekleed zijn met mos, en dat soort zaken. Ook ben ik bij Kalaloch het strand op gegaan, en heb ik vast de park-informatie opgehaald. Het strand was heel bizar: langs de kustlijn stonden allemaal bomen, en er lagen er ook een helehoop dood op de hoogste punt van het strand. Heel apart. Verder lag het strand vol met dooie krabben, de term ‘krabbenkerkhof’ was duidelijk van toepassing. Het zicht was minimaal, want het was een erg natte dag (daar merk je met de ruitenwissers aan verder onderweg niet zo veel van, gelukkig), en erg bewolkt. Maar wat een puur genot om aan de rand van de oceaan te staan, de branding te zien en te horen, de meeuwen te zien grasduinen, en het zoute zeewater te ruiken. Heerlijk.
Vervolgens doorgereden naar Port Angeles, daar in het motel ingecheckt, en een hapje bij de lokale Chinees gegeten, om nu dit blog verder af te tikken.
Wat linkjes:
– Wederom de foto’s>
– Crater Lake National Park
– Olympic National Park
– Lake Tahoe