De volgende ochtend was het dus erg erg vroeg uit de veren. Al viel het op zich mee, kwa opstaan, want het was gewoon alweer licht; zelfs niet eens schemerig, nee, de zon was al duidelijk op. Ik was weliswaar op tijd m’n tent in gekropen; maar toen duidelijk nog niet moe genoeg. Dan lig je dus te kijken naar allemaal rondvliegende insecten die zich tussen de buiten- en binnentent bevinden. Dan ben je blij dat die binnentent er is :)
Ik bleek niet de enige te zijn die wel wat gaar wakker werd: onze gidsen waren gisteravond nog even een drankje wezen doen in de kroeg aan de overkant, en hadden best moeite met wakker worden. Dat betekende concreet dat we het zonder onze ochtend-koffie moesten doen! Dat viel niet bij iedereen even goed. Maar goed, lunchpakket en alles mee, en op naar Denali National Park (& Preserve, hoort er officieel nog achter, maar dat sla ik vanaf nu maar over, want dat is me teveel tiepwerk). Daar waren we netjes op tijd voor het vertrek van onze bus; al kregen we nog even heel erg duidelijk uitgelegd dat als we met z’n allen in de rij moesten gaan staan wachten voor de bus naar Eielson, zo’n rij netjes langs de rand loopt, 1 voor 1 achter elkaar, en niet gewoon een zootje ongeregeld dat maar gewoon een beetje bij elkaar staat. Jay voelde zich erg schuldig over de koffie, dus kreeg iedereen nog een kop getracteerd van ‘m, dat was erg fideel!
Je mag Denali National Park alleen maar in met speciale bussen; en niet met eigen vervoer (op 2 dagen per jaar na, geloof ik). Dat is met name zo bedoeld om te voorkomen dat alle wilde dieren gaan wennen aan de aanwezigheid van mensen, en daar op anticiperen. De natuur moet zoveel mogelijk de natuur blijven. In de bussen gelden ook strenge regels: de raampjes kunnen open (het zijn een soort typisch Amerikaanse schoolbussen), maar het is ten strengste verboden om met je handen buiten het raam te komen. Dat zorgt ervoor dat de dieren de mensen gaan ruiken, en eventueel gaan associeren met eten, en dat is zowel voor de mensen als voor de dieren erg gevaarlijk. Aan de andere kant zorgen deze strenge regels er wel voor dat de dieren zich niks aantrekken van de rondrijdende bussen, en heb je dus inderdaad de kans om veel wild te zien.
Toen alle instructies gegeven waren, gingen we op weg. Ook hier mochten onze eigen gidsen niet mee, maar dat gaf hun weer de gelegenheid om andere zaken te regelen (er was de vorige dag een band lekgeraakt; dus nu moest er een nieuwe reserveband geregeld worden bijvoorbeeld; dat klusje bleek achteraf bijna een hele dag gekost te hebben). De enige weg in het park wordt al vrij vlot (tot het punt dat je met de auto niet meer verder mag) onverhard en smal. Vangrails? Neuh. Dat betekende concreet dat de chauffeur erg goed op de weg moest letten, want er kunnen natuurlijk tegenliggers komen. Ook was 1 van de regels dat als iemand iets zag, je heel hard ‘stop’ moest roepen, dan stopte de bestuurder, en kon je foto’s maken etc. En hij vertelde uiteraard ontzettend veel over waar we allemaal doorheen reden, over de beesten die we onderweg zagen en de historie van het park.
Een van de eerste dieren die opgemerkt werd was een heuse grizzly-beer. Ik zelf was degene die ‘m als eerste zag, daar was ik stiekem wel trots op. Verder hebben we nog vele caribou, nog een paar grizzly’s, een wolf, vel “dall sheep”, bald eagles enzovoorts gezien. Het was een en al pracht! Ergens was zelfs een karkas te zien van een caribou, waarvan duidelijk was dat een paar wolven dit beest te grazen hadden genomen. Binnen een dag was het hele karkas kaalgevreten, en nu was er een grizzly met het gewei er van tussen gegaan om nog de restjes er vanaf te peuzelen. En dat allemaal vanaf de weg te zien; erg indrukwekkend. De kleuren van de bergen, de valleien, de landschappen, de rivieren (we zijn ook de rivier die in Into the Wild een rol speelt overgestoken; hemelsbreed zijn we erg dicht bij de fameuze bus geweest), het is allemaal zo ontzettend prachtig. De eindbestemming was Eielsen Visitor Center; waar we wederom een goed uitzicht hadden op Denali.
Daar splitste de groep zich op in twee delen: je kon er een (korte) wandeling maken, en met een latere bus weer terug, of je kon na een half uurtje/uurtje met de bus weer terug. De meesten kozen voor de eerste variant; want de reis terug zou zeker nog weer een uur of wat duren. Als je met een latere bus zou reizen, was het niet helemaal zeker of je dan op tijd terug zou zijn voor de ophaalafspraak, en onze reservering was voor de huidige bus. Veel te veel gedoe eigenlijk om over na te denken op zo’n prachtige lokatie, dus maar gewoon voor de zekere optie gekozen, en ook op de terugweg weer heel erg veel gezien, al begon langzaam maar zeker wat bewolking te vormen.
We waren natuurlijk wat te vroeg om opgepikt te worden; maar we konden ons nog wel prima vermaken. De rest van de groep kwam eigenlijk al vrij vlot ook weer terug bij het Visitors Center aan, en konden we gezamenlijk terug naar de camping. Hier maakten we wederom een wandeling naar de bevers (even de benen strekken na een lange zit is fijn!) en zijn we naar de overkant van de weg gelopen; waar een lokale pizzeria/kroeg/bar/van alles was. Daar hebben we overheerlijke pizza’s gegeten, genoten van het versgetapte bier en een hilarische vorm van tafelvoetbal gespeeld, zonder ons wat aan te trekken van de officiele regels. Of je won of verloor, dat maakte allemaal niet uit. Erg grappig was om aan de bar een volgend rondje te bestellen, en opeens in het Nederlands te horen dat ik een prachtig accent had. Bleek er dus een Gronings meisje in d’r up rond te trekken. Best een dappere onderneming! Maar wel met prachtige verhalen.
Omdat we zo vroeg opgestaan waren viel het doek voor de meeste mensen toch al redelijk op tijd; dus rond een uur of 10 ‘s avonds zijn we teruggewandeld naar de overkant (toch even goed uitkijken bij het oversteken, want als je per ongeluk zo’n enorme vrachtwagen mist, zou dat net jammer zijn), de tent in gedoken en lekker gaan slapen.
Het kaartje van vandaag:
View Alaska avontuur – deel 10 in a larger map